woensdag 24 april 2013

Tussen de mazen van het net

Bij de ansjovisvisserij werden de netten aan de wal van vis ontdaan en hoefde er dus geen aparte bergruimte voor de bewaring van de vis te zijn. Zoals we in de vorige blog lazen, werd het weghalen van de vis uit de mazen van de netten ‘doppen’ genoemd. Soms werden netten aan de kade gedopt, soms gebeurde dit aan boord.
Drie tot vijf staande haring- of ansjovisnetten bij elkaar werd een ‘reep’ genoemd en het leeghalen van de netten gebeurde per reep. Zat er in een reep weinig haring, dan werd hij meteen weer klaargelegd om opnieuw in zee te zetten. Bij een kleine vangst werd staand gedopt, bij een grote vangst zittend oftewel op de knieën. Met twee man nam je doorgaans één reep voor je rekening.


Op de foto nogmaals het doppen van de netten aan de haven in Enkhuizen. Van links naar rechts: Nanne Postuum, ?, Aai Broer, Willem van der Molen, Jan Edelenbosch, Willem Groenewoud, Simon van de Werf en Jan Hasselman.

maandag 22 april 2013

Het doppen van de netten, of ‘de vissen een kopje kleiner maken’

De vissen uit de netten halen wordt ook wel het doppen van de netten genoemd. Dit gebeurde door stellingen te maken waar de netten overheen werden getrokken. Het te bewerken deel van de netten lag dan steeds op ooghoogte en kon gemakkelijk opgeschoven worden. Achter de kop werd het visje dat in het net zat tussen wijsvinger en nagel van de duim genomen en zo afgeknepen. De kop en ingewanden bleven dan in het net steken en vielen er vanzelf uit als het net werd opgeschoven.
Voor het doppen was veel ruimte aan de kade nodig. Buiten de haven, vooral aan de Zuiderhavendijk in Enkhuizen, lag het vaak vol met vletten en het water was daar vlak na het doppen zwart van het visafval. Bij een grote vangst had de visser aan één stelling niet genoeg en riep hij de hulp in van kinderen, vrouwen en losse werkkrachten.


Op de foto het doppen van de netten. Onder de stelling liggen de koppen. De visjes werden in de manden gedaan. Voor op de kade liggen losse gewichten, vier- of zesponders. Deze werden gebruikt als netverzwaarders en geplaatst op de scheidingen van de netten, wanneer dicht bij de gerond gevist moest worden.

donderdag 18 april 2013

Stille getuigen


Op de foto hieronder zien we attributen die getuigen van het visserijverleden van Enkhuizen. Vooraan hangen een paar palingkubben. De man met het lichte hemd draagt een aasbak met hoekwant op zijn hoofd (getuige van de botvisserij) en aan stijlen hangen spleten botwant te drogen. Voorts zien we drogende palingfuiken en een vlet voor de haring- en ansjovisvisserij. Wie goed kijkt ziet in de achtergrond op de wal ook nog ankers liggen die bij de laatstgenoemde visserij veel werden gebruikt.
De oude vissers liepen veelal in bruine leren broeken, de jongeren droegen ook wel manchester broeken met daarop een trui, en daar overheen vaak weer een kiel. Ze liepen bijna altijd op klompen. Op zee droegen ze vaak oliegoed, een lang hemd en slobkousen over de klompen.

dinsdag 16 april 2013

De vissers van Hoorn, Scharwoude en Wijdenes

De Hoornse vissers vormden slechts een klein deel van de totale vissersbevolking van de voormalige Zuiderzee. Zij woonden voornamelijk in het zogenaamde Havenkwartier: de Italiaanse Zeedijk, Achter op ’t Zand en in de aangrenzende stegen. Hoorn telde zo’n twintig visventers en er was voldoende afzet te vinden voor de gevangen vis.
In het begin van de twintigste eeuw trok een aantal vissers uit de omringende dorpen naar Hoorn toe. Dit werd veroorzaakt door de toenmalige schaalvergroting van de visserij: voor de grotere schepen, vooral de botters, waren de plaatselijke haventjes onbruikbaar geworden. Als eersten verhuisden Herke en Piet Schuffel en Piet Oensen uit Scharwoude. Daarna volgden Piet Homan en Dirk Eilander uit Wijdenes.
Hoorn had ruime havens, al ontstaan in eerdere eeuwen door de vele handelsactiviteiten van de Zuiderzeestad. De Buitenhaven met het Houten Hoofd (de houten steiger) en de Binnenhaven met de Veermanskade, bedienden elk hun eigen groep vissers. Het Houten Hoofd werd vooral gebruikt om uit te zeilen, de Veermanskade bood ruimte voor werkzaamheden aan de netten en dergelijke.


donderdag 11 april 2013

Discussies over het vangen van jonge en ondermaatse vis


In 1910 werd door de burgemeesters van Harderwijk en Ransdorp een verordening uitgevaardigd die de aanvoer van ‘nest’ verbood. ‘Nest’ was vis beneden de vastgestelde minimummaat. De gemeenteraad en een groot deel van de vissers stelden zich teweer tegen het gebruik van nest als voer voor dieren of als mest voor op het land. En ook de gemeenteraad van Urk protesteerde tegen de nesthandel omdat het wegvangen van de jonge en ondermaatse vis gezien werd als het uitmoorden van de Zuiderzee.
Verzoekschriften werden gestuurd naar de minister van Landbouw om een maat op haring en ansjovis in te stellen en de kuilvisserij van juli tot en met november in bepaalde delen van de zee te verbieden. De gemeenteraad van Lemsterland ging zelfs zover om een verzoekschrift aan de koningin te sturen. En de gemeenteraden van Stavoren, Wieringen en Huizen deden aan dit initiatief ook mee. De actie had geen direct succes, maar leidde er wel toe dat het onderwerp op de agenda van de Zuiderzeevisserijraad kwam te staan.


Op de foto ‘Nest’ aangevoerd in Harderwijk.

dinsdag 9 april 2013

Het breien en onderhouden van de visnetten


In Hoorn en omgeving gebeurde het breien van de netten met zogenaamde houten boetnaalden. Daar kwam in vroeger tijden zelfs een marskramer voor langs. Voor het tanen van de netten werd gebruikgemaakt van het Taanhuis. En in het nabijgelegen Scharwoude waren ook taanketels van de coöperatie, maar die konden niet door iedereen worden gebruikt. Sommige vissers maakten zelf een ketel, op een gemetseld onderstuk. Boven de ketel werd een bok met een katrol geplaatst om het netwerk gestaag in de ketel te kunnen laten zakken en er vervolgens ook weer uit te kunnen hijsen. Meestal werd cachou gebruikt, maar carbolineum en koolteer werden ook wel tot één mengsel door elkaar heen gekookt.
Na de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 werd in Hoorn de palingvisserij met fuiken belangrijk. En ook de fuiken werd getaand in cachou. Te drogen fuiken lagen bijvoorbeeld op de glooiing van de dijken en netten zag je ook wel te drogen hangen aan lijnen bij de visafslag.


Op de foto visser C. Koster die zijn botnetten klaart, 1932.

vrijdag 5 april 2013

Helden van de zee


We weten allemaal dat het echt kon stormen op de Zuiderzee. Menig visserman is daardoor verdronken in de zee. Hendrik en Aart Kok, bijvoorbeeld, vader en zoon, kwamen in 1922 of ’23 nabij Elburg in een storm terecht, maar konden gelukkig worden gered; ”’t was kantje boord, want ze hen d’r ’n hele poos op gezeten; ik denk dat ze in de mast of op ’t loeverboegsel gekropen zijn want ie lag kort aan de wal.”
Over het algemeen konden vissers die in de problemen raakten rekenen op de steun van collega’s. Dat was zo vanzelfsprekend dat er helemaal niet over gesproken werd. Slechts een enkele maal, wanneer het om een echt spectaculaire gebeurtenis ging, haalde een bijzondere redding de pers. Dan werd er bijvoorbeeld een dankbriefje geplaatst in de Visscherij-Courant, een krant die in Nederland maar op drie plaatsen bewaard is gebleven, waaronder het Nieuw Land Erfgoedcentrum.


Op de foto schipper W. Heinen van de BU 87 die de krant haalde omdat hij tijdens noodweer in de haven van Urk, met zeven anderen, een botter redde die op de stenen vast bleef liggen.

woensdag 3 april 2013

Vissen op de Zuiderzee, een familietraditie

Volgens Jan Hopman (geboren 1897) uit Bunschoten-Spakenburg, viste zijn familie al sinds het einde van de zeventiende eeuw op de Zuiderzee. De stamboom gaat terug tot 1697 naar Bunschoten alwaar Jan Stevens Hopman geboren werd. Overgrootvader Steven Hopman (1803-1870) zorgde voor een rechte lijn van Zuiderzeevissers en voor het doorgeven van de voornamen, wisselend, Jan en Steven. Er was ook nog een familietakje van boeren, “maar in ming veurgeslacht is ’t aorstom gegaan; die zijn wel met boerenvrouwen getrouwd, maar ze ben zelf nooit boer geworden.” Toen Jan Hopman in 1961 moest stoppen met de Zuiderzeevisserij kwam er een einde aan deze familietraditie.
Jan Hopman kwam als 14-jarige in 1911 aan boord bij zijn vader, op de botter BU 87. En vijftig jaar later kocht hij met broer Hendrik de botter MK 30 waarmee ze zouden blijven vissen tot 1961. De directe aanleiding om te stoppen was niet de afsluiting van de Zuiderzee, maar een aanvaring met een betonningsvaartuig in de buurt van de Bunschoter haven. In het achterschip was een gat ontstaan en – hoewel de schade vergoed werd – waren de leeftijd en het aflopen van de visserij redenen genoeg om vaarwel te zeggen tegen de visserij.


Op de foto Jan en Hendrik Hopman op hun botter MK 30.

dinsdag 2 april 2013

Coöperatie in de Zuiderzeevisserij

Kort na 1900 werden in de Zuiderzeevisserij de eerste pogingen ondernomen om tot coöperatieve samenwerking te komen, de tussenhandel uit te schakelen en producten goedkoper aan de klant te leveren. Een voorzichtig begin werd gemaakt met het gezamenlijk inkopen van materialen, katoen, teer, klompen, wekkers, lantaarns, oliepakken en turf voor de winter.
De visserijvereniging speelde hierbij een bijzondere rol. Visserijvereniging St. Petrus bijvoorbeeld in Vollenhove stichtte zelfs een rokerij voor zijn vissers en verzorgde de aanschaf van een taanketel. Bij de protestantse vereniging Vollenhove werden de ledenvergaderingen meestal geopend met een gebed of psalmzang, de pastoor zat aan bij de vergaderingen van St. Petrus. En hij adviseerde de rooms-katholieke vissers hetgeen secretaris W.J. de Boer in 1919 deed opmerken: “Wij vragen God dat Zijn Eerwaarde nog lang als Adviseur van St. Petrus onze vergaderingen mag leiden; wij allen de koers door Hem aangegeven, goed mogen volgen, en alzoo met onze Geestelijke Stuurman de haven mogen bezeilen; waar voor eeuwig ons geluk is verzekerd.”
Van nauwe samenwerking tussen de katholieke en protestante visserijvereniging was geen sprake. In deze tijd van sterke verzuiling zorgden zij nog elk voor hun vissers in eigen kring. Hierdoor kon het ook gebeuren dat er elke vereniging zijn eigen ijsvlet aankocht.


Op de foto: Beide visserijverenigingen in Vollenhove beheerden een eigen ijsvlet . Beide scheepjes liggen hier op de wal getrokken.