vrijdag 24 mei 2013

Weduwen- en wezen en ouden van dagen

In Enkhuizen had de gemeente een visafslag opgericht. Visserijvereniging Ons Belang stuurde echter in 1912 een verzoek naar de gemeente om aan de vissersleden die gebruik maakten van deze afslag een korting te geven. De korting wilden ze namelijk gebruiken voor de zorg aan weduwen en wezen, en ouden van dagen. Op de uitgavenlijst van de vissersverenigingen stonden namelijk 16 weduwen, 8 wezen en vele ouden van dagen die per week 1 gulden ontvingen!
Tweemaal wees de gemeenteraad het verzoek van Ons Belang af en daarom besloot de visserijvereniging in 1913 zelf een Afslag op te richten. De gemeente trad hier tegenop, maakte proces-verbaal op tegen de afslager en vissers, en sloot het pakhuis dat als afslag fungeerde. De vissers gaven het aanvankelijk nog niet op en promoveerden een in het Krabbersgat liggend schip tot drijvende visafslag! Keer op keer werd ook hiertegen proces-verbaal opgemaakt en verschillende vissers moesten zelfs twee tot vier dagen hechtenis uitzitten!


Op de foto Viskopers die buiten het Krabbersgat bij Enkhuizen ansjovis hebben gekocht via de illegale vissersafslag en per vlet terugkeren naar de wal. Op de achtergrond Marker botters en Texelse blazers.

woensdag 22 mei 2013

Afzet en prijs van de haring

Hoorn kreeg in 1884 een treinverbinding met Amsterdam, hetgeen een gunstige invloed had op de verkoop van de haring. Ook werd haring geleverd aan hondenwagens ‘voor een kwartje ’t tal’ . Normaal was een tal 200 stuks, maar voor zegen- en komharing werd 220 stuks genomen. Wat niet verhandeld kon worden werd zo weer overboord gekiept.
Toen het uitgebreidere vervoer kwam, kon er ook meer worden verdiend en kregen de vissermannen 70 cent voor een kist van 80 pond. Zo rond 1928 ging er veel haring vanuit Hoorn naar Duitsland en dan werden ze in de spoorwagons gestort met ijs ertussen. Om dit mogelijk te maken is toen in Hoorn een ijsfabriek opgericht.
Werd de haring aanvankelijk dus vooral geteld en verkocht in stuks, later werd ze per gewicht verhandeld. Het wegen van de haring ging vele malen sneller dan het tellen.


Op de foto Klaas Blokker in een schouw vol haring.

vrijdag 17 mei 2013

Steeds groter en mooier

Aan het einde van de negentiende eeuw vond een verschuiving plaats naar grotere schepen. Friese aken bijvoorbeeld, van zes tot elf ton, of kubboten van 3 ton, werden gedeeltelijk vervangen door botters van vijftien tot twintig ton. Een deel van deze Hoornse botters werd gebouwd op de scheepswerf van Kaat. Slechts een heel klein aantal hiervan maakt nu nog deel uit van de Vereniging Botterbehoud.

In de jaren twintig van de vorige eeuw werden veel houten botters op hun beurt weer vervangen door ijzeren schouwen. Die waren goedkoper in onderhoud en handzamer, waardoor je het werk met twee man aan kon. Bij feestelijkheden werden in de haven vaak zeilwedstrijden gehouden. Je had dan per scheepstype een speciale klasse. Zo won in mei 1913 bij de opening van de Vluchthaven in Hoorn J. Raijer met de schouw HN 53 de eerste prijs en A. Wolda met de HN 11 de tweede prijs.


Op de foto De Buitenhaven van Hoorn met het Houten Hoofd en vooral ‘grote’ botters.

woensdag 15 mei 2013

Nevenbedrijven van de visserij

In deze blog hebben we al eens verteld over de vele nevenbedrijven van de Zuiderzeevisserij. Zij ondervonden alle de gevolgen van de afsluiting van de Zuiderzee en deden een beroep op steun op basis van de Zuiderzeesteunwet. Zo waren er in 1905 zeker zo’n 40 mensen werkzaam bij 2 zeilmakerijen, 1 scheeps-, mast- en blokmakerij, 2 zouterijen, 9 rokerijen, 1 touwslagerij, 3 mandenmakerijen, 1 scheepssmederij en 3 kuiperijen. Opgeteld bij de Zuiderzeevissers en de visventers vormden zij een ware bedrijfstak van formaat waarmee vele monden werden gevoed.

De Hoornse vissersvereniging Eensgezindheid hield zijn ledenvergaderingen in het Taanhuis. Doorgaans werden de vergaderingen ’s winters gehouden als er op visserijgebied weinig te doen was. Na 1913, toen de plannen over de afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee steeds concretere vormen aannamen, discussieerden de vissers over protesteren of aanvaarden, schadeloosstellingen en vervangend werk. Sommige bejaarde vissers wisten zich nog te herinneren dat ze als ‘kleine jongen’ zestig jaar eerder in Den Haag waren geweest om te demonstreren tegen de droogmaking!


Op de foto de het Visserseiland met vooraan het Taanhuis.

vrijdag 10 mei 2013

Scheepstypen van de Zuiderzee


De Zuiderzeevissers maakten bij de uitoefening van hun beroep gebruik van diverse soorten vaartuigen. De variaties hingen samen met cultuurhistorische achtergronden, vismethodes en de gesteldheid van het viswater.
Op de werven in de kop van Overijssel, Kuinre en Blokzijl, werden vooral schokkers gebouwd. Punters en bonsen kwamen met name uit Lemmer, Kuinre, Vollenhove, Kampen en Elburg, en nog weer andere scheepstypes waren meestal van Friese herkomst waarbij weer onderscheid gemaakt moest worden tussen de Hollandse kant en de kant van Friesland. Tot de Hollandse types behoren dan het waterschip, de togenaer, de drijver en de kwak, en uit Friesland kennen we vooral de aken, blazers en (Staverse) jol.
De botter ontwikkelde zich in de loop van de negentiende eeuw tot het meest verbreide scheepstype van de hele Zuiderzee!


Kleine aakjes werden ook wel bolletjes genoemd, niet te verwarren met de Vollenhover bol dat een ander scheepstype is. Op de foto het bolletje (klein aakje) van Ieme Tros.

dinsdag 7 mei 2013

De vissersfamilie Blokker in Hoorn


In de familie Blokker te Hoorn waren ze allemaal visser, zowel van vaderskant als van moederskant (de Rinses). Vader Klaas Blokker, de vader van Klaas Blokker die ons dit verhaal vertelde en zelf geboren was in 1915, had verschillende scheepjes gehad, waaronder een bons uit Vollenhove en een botter uit Hoorn. Zijn botter HN 56 was bij de storm van 19 november 1910 zozeer beschadigd dat hij uit de vaart gehaald moest worden. Het bottertje van zijn schoonvader, de HN 1, moest toen in gebruik worden genomen.
In de Tweede Wereldoorlog was het slecht gesteld met de inkomsten en brandstof. Toen moest de familie zich behelpen met een roeibootje dat voor 60 gulden was gemaakt door oud-visserman Piet Roovers. Dit type roeiboot had een rechte vallende voorsteven en spiegel, en kwam ook als zeilende variant voor. Het was toen veel in gebruik aan de Westwal en heeft veel weg van de Marker fuikeboot. Het scheepje was gebouwd op iepen spanten en het spilletje voorin diende om de fuikepalen uit de grond te trekken.


Op de foto Klaas Blokker sr in het bootje dat voor 60 gulden was gemaakt en waarmee de Blokkers de oorlog door kwamen.

vrijdag 3 mei 2013

Het Schieten van de zegen en binnenhalen van de vis


Een zegen is een langwerpig net dat men roeiende rond een school vis schiet en dichthaalt. Kwamen meerdere vissers bij een school haring, dan was het een ongeschreven wet dat wie ’t eerst met de lijn op de wal was, mocht schieten.

Om met de zegen te vissen werd eerst een man op de dijk gezet die het einde van een circa 25 meter lange lijn bij zich hield. Het andere eind van de lijn was bevestigd aan het uiteinde van het net. Soms werd ook dit uiteinde, in vaktermen de kneppel, vastgezet tussen stenen op de wal. Vervolgens werd het zo uitgemikt dat het net zo’n 50 tot 60 meter van de wal helemaal uitgeschoten werd. Als de boot dan langzaam naar de wal voer werd automatisch het net zo sterk aangehaald dat de lijn en het uiteinde van het net bijeen komen en daarmee het net dichtgetrokken werd. De haring kon er niet meer tussendoor zwemmen. De man op de wal zette de eerste lijn vast op de wal en pakte de tweede lijn ook aan waarmee het net gesloten werd!


Op de foto het in de botter scheppen van de met de zegen gevangen haring. V.l.n.r. Jaap Edam, Willem Vink, Klaas de Hart en de gebroeders Verbeek.

woensdag 1 mei 2013

Een particuliere gift voor de Vluchthaven


De handelsactiviteiten van Hoorn in de Gouden Eeuw had het ontstaan van ruime havens bevorderd, die in de negentiende en twintigste eeuw nog maar ten dele werden benut. De Buitenhaven met de houten steiger (het Houten Hoofd) was met een sluis verbonden met de Binnenhaven, waar vooral de Veermanskade door vissers werd gebruikt, bijvoorbeeld voor het leeghalen en repareren van de netten. Het Houten Hoofd was handig om te gebruiken voor het wegzeilen uit de haven.

Nadelig was de ongunstige ligging van de houten steiger bij stormweer uit het zuiden tot zuidoosten. In zulke omstandigheden kwam het water vaak zo hoog dat de sluisdeuren gesloten moesten worden en de toegang tot de Binnenhaven werd versperd. Een oplossing hiervoor werd gevonden in de aanleg van een vluchthaven die op 5 mei 1913 werd geopend. Mej. A. Brons Boldingh doneerde het bedrag van 10.600 gulden en als dank voor haar vrijgevigheid kreeg zij van burgemeester en wethouders een “artistieke zilvergravure” aangeboden.


Op de foto de haven van Hoorn met op de achtergrond het Houten Hoofd en de Hoofdtoren.