donderdag 26 september 2013

Elburg vist achter het net

Van de opbloei van de Zuiderzeevisserij profiteerde Elburg nauwelijks of niet. In 1855 werd de diepte van de haven verbeterd en even werd Elburg genoemd als de “beste haven van de zuidoostelijke kust”. Toch kwamen er niet lang daarna weer klachten over de moeilijke bevaarbaarheid van de haven en werd de staat ervan treurig genoemd. De slechte jaren in de visserij, tussen 1903-1912, kwamen in Elburg extra zwaar aan. Zo zwaar zelfs dat in 1905 ca. 24% van de bemanning onder de bedeling viel.
Na 1912 krabbelde de visserij weer langzaam op, tussen 1914-1918 geholpen door de oorlogstoestand die de prijs van de vis wat opdreef.

Foto: een oude foto van de haven. Op de achtergrond een paar turfschepen, waaruit juist een wagen vol gelost is.

dinsdag 24 september 2013

Na de visserij

Van 1930-1940 viste Koen Jansen met Johannes van Ommen als knecht en van 1950 tot het einde van de visserij met zijn zoon en enig kind Jan (geb. 1932). In 1956 werd, zoals zoveel Elburgers deden, met de visserij gestopt. Na die tijd voer Koen een jaar of 5 op een rondvaartboot en rond 1970 werd hij gevraagd om rondleider en beheerder te worden van het in de Vischpoort gevestigde Visserijmuseum. Gedurende vele jaren heeft hij met zijn levendige uitleg van de visserij en het leven van de vissers, waar hij zelf zolang bij betrokken was, talloze mensen een beter begrip hiervan bijgebracht.

Foto: Terwijl zoontje Jan toekijkt, halen Koen Jansen en zijn knecht een klaarzak vol paling omhoog uit de bun.

donderdag 19 september 2013

“Ie gaat nooit scheef!”

Koen Jansen kocht op 17 juni 1931 voor f 800,- zijn laatste botter. Er kwamen twee span goede zeilen bij en veel bijzeilen. Na een jaar heeft hij de zweerdbolders en wat planken in de boeg vervangen. Met die botter kon je de zee wel te barsten zeilen. Iemand zei eens: “Uit honderd botters kun je hem altijd kennen, ie gaat nooit scheef!”. Koen zou tot het laatst toe, 1956, met deze botter blijven vissen.

Foto: Koen Jansen (links) op de plecht van zijn EB69.

dinsdag 17 september 2013

"Doje" krabben in het net


Voor scharvissen werden dezelfde netten als botvissen gebruikt. Bij het halen van de netten, zaten er altijd krabben in verstrikt. Die sloegen de vissers dan dood op de kant van het boord. Die "doje" krabben lieten ze dan zitten, want het goedje dat eruit kwam trok de scharren aan. Dan hadden ze soms 4-5 grote scharren op zo’n plek in het net. Was er al teveel schar gevangen, dan moesten de vissers de krabresten eruit pellen. Het scharvissen eindigde met de komst van de haring.

Kees Koster. Lange tijd voorzitter van de visserijvereniging, bezig met het klaren van botnetten (1932).

donderdag 12 september 2013

Een klein haventje


Schellinkhout, rechts naast Hoorn gelegen, bezat vroeger een klein haventje dat in de buurt van de kerk lag en waar een stuk of vijf scheepjes lagen. Het haventje was door de gemeente beschoeid en na de ingang kreeg je met een bocht het kommetje. Tijdens een flinke storm gaf het niet erg veel beschutting. Het haventje werd vermoedelijk aangelegd in 1705 en (deels) bekostigd uit vrijwillige bijdragen. In 1873 gaf de gemeente f 1.000,- uit om de haven te verbeteren in per 1 januari 1874 moest iedere visser 10 cent havengeld betalen per week.

In het buitendijkse land bij Scharwoude is de situering van het voormalige haventje nog steeds zichtbaar.

dinsdag 10 september 2013

Het trieste einde van een werf


De werf van Kaat bezat vier bedden en er werden, naast bootjes, ook een klein slag botters gemaakt. De twee gebroeders Kaat waren al op leeftijd. Toen de gemeente aanspraak maakte op de grond waarop de werf stond, ontstond een conflict. De broers konden helaas niet bewijzen dat de grond hun eigendom was. Aanvankelijk kregen ze gelijk, maar ze verloren het in hoger beroep. Het geschil heeft ze waarschijnlijk al hun centen gekost. En nog erger; één van de broers verdronk zichzelf aan ’t vlot.

De werf van gebrs. Kaat aan de Karperkuil in 1925