dinsdag 31 december 2013

Let op je centen in Amsterdam

Willem Toering kocht in 1899 een botter, de LE 62, van de weduwe van een zekere Hein Zijl. Die botter kostte toen ongeveer 1100-1200 gulden. Hij ging met de nachtboot over naar Amsterdam en zo naar Bunschoten. Tja, dan moest je door Amsterdam en daar woonden veel misdadigers. Maar daar had Willems vrouw het volgende op gevonden. Op zijn hemd naaide zij een zakje, daar zat het geld in. Het klepje werd dichtgenaaid, dus dat moest hij stuk snijden om bij het geld te komen.
Wybrand Scheffer voer in Bunschoten op die botter en verhuisde met zijn gezin mee naar de Lemmer. Scheffer werd zo Willems eerste knecht.

De LE 62 in de Binnenhaven van de Lemmer.

vrijdag 27 december 2013

Schijtbleik voor het aalwant

Op de Zuiderzee gebruikten ze voor het aalwant spiering, bliek, garnaal of dikkop als aas. Bliek werd het meest gewaardeerd, want daar ving je de dikste aal mee. Bliek, of bleik op z’n Volendams, is jonge haring die vóór de ansjovistijd maar kort te vangen is. Vlak voor de ansjovistijd kwam de geep en die vrat alle bliek op; dan had je een “lege zee”. Pas na de ansjovistijd kwam er weer bliek, maar die groeide heel snel en was maar korte tijd geschikt om mee te azen. Na een maand waren ze al te grof en noemden ze het “schijtbleik”.

Het spleten (ontwarren van het verviste hoekwant en het op spleten zetten van de haken: red.) van het aalwant

vrijdag 20 december 2013

De Volendamse Jan Kes

Jan Kes was één van de figuren die door hun bijzondere gedrag en uitspraken een aparte plaats in de dorpsgemeenschap innam. Hij had een tijd op de grote vaart gevaren en daar een soort steenkolenengels aan overgehouden. Door zijn kennis van deze vreemde taal en zijn grote vrijheid van optreden maakte hij snel contact met buitenlanders; waarschijnlijk was hij ook de meest gefotografeerde Volendammer! Verder was hij bijzonder geïnteresseerd in gedichten en rijmpjes, waaronder ook die in botters voorkwamen (zie eerdere post). Hij wist daar voor de vuist weg veel van te reciteren.

Jan Kes aan boord van zijn VD 46. Getuige de lier achter op de trog, dateert deze opname van na de overschakeling op de dwarskuilvisserij.

dinsdag 17 december 2013

Het slepen aan banden

Als je denkt dat een visqoutum iets van deze tijd is, kom je bedrogen uit. Al in 1951 werd het vissen met sleepnetten op snoekbaars aan banden gelegd. Er moest namelijk iets gedaan worden aan de lage stand van de snoekbaars. Eerst zou de nachtvisserij verboden worden; later gingen er stemmen op om het slepen helemaal te verbieden. Maar daar was Lemmer fel tegen. Ten eerste omdat slepen een goed alternatief vormde op momenten dat slecht weer het vissen met staande netten verhinderde. Ten twee zou de vis in december vrijwel niet zwemmen. Uiteindelijk werd het slepen verboden tussen 13 november en 1 januari, ingaande 1959.

Over de schade van het slepen toegebracht aan de snoekbaarsstand liepen de meningen uiteen. Hier de LE 18 van Klaas Poepjes in de haven van Makkum met sleepnetten in de mast. Ca. 1939.

donderdag 12 december 2013

Het doek valt

Voor veel Elburgse vissers was de geleidelijke realisatie van de polder een reden om hun bedrijf te beëindigen. Vanaf 1954 kromp de vloot snel. Enkele botters bleven vanaf Harderwijk nog enige tijd aan de kuilvisserij deelnemen, terwijl de kottertjes door de week nog in Urk en Enkhuizen markten.
In 1963 bestond de gehele vloot nog uit twee botters, een aak, een punter en zeven kottertjes.
Door het geringe aantal vissers dat nog lid was, viel in de jaren 60 ook het doek voor Visserijvereniging “Ons Belang”.

De ‘kop van ‘t ende’ blijft als een soort monument achter in de droogvallende polder en een ooit afgedankt vissersschip wordt weer zichtbaar.

dinsdag 10 december 2013

De dijk gooit roet in het eten.

In 1947, een topjaar, haalde de Elburgse afslag nog meer dan één miljoen gulden omzet. Elburgers staken veel van het toen verdiende geld in omvangrijke vernieuwingen aan hun schip, aanschaf van een betere motor of schakelden over naar de motorvisserij met ijzeren kottertjes.
Maar begin jaren 50 kwam de ommekeer… De aanleg van Oostelijk Flevoland, waardoor Elburg van open water werd afgesloten, werd in die jaren aangepakt. In 1955 telde de besomming nog maar 1/3 van die van 1947-1948. Op 10 juli 1956 was de dijk klaar.

1956. Met moeite vinden de laatste vissers van Elburg hun weg naar de thuishaven. De nieuwe dijk is dwars door de voormalige havenpier gelegd.

donderdag 5 december 2013

Netten, netten en nog eens netten

Gereed leggen van de netten voor het schieten vereiste nogal wat voorbereiding. De netten lagen op de achterlaningen (laning=vloer, red.) met het kurksim (=lijn ter versteviging langs de bovenrand van het visnet met kurken, red.) naar het voorschip gekeerd en hadden namen als: “‘t Schuutnet, ’t tweede en darde net, ’t tweede bochtnet en ’t bochtnet”. Aan de onderkant zat de ondersim met lood verzwaard (=loodsim, red.).
De betekenis van scheepstermen of vissersjargon kunt u zelf achterhalen op o.a deze website: www.debinnenvaart.nl.

Op de foto zien we Dirk Westerink bij de snoekbaarsdrijfnetten in zijn EB49. Duidelijk zien we hoe de drijfnetten in de schuit schietklaar werden gelegd. De bovensimmen (betekenis zie boven) met grote kurken zijn boven de hoosgoot opgeschoten, de ondersimmen, met gewichten, over het boord.

dinsdag 3 december 2013

Ansjovis bij de vuurtoren


Vissers maakten voor de navigatie vaak gebruik van landmerken. De vuurtoren van de Ven was zo’n landmerk. Op die plek werd veel ansjovis gevangen. Aan de ligging van De Barg, een grote boerderij die meer landinwaarts stond, ten opzichte van de vuurtoren konden de vissers zien hoe diep het water was.
Sommige geulen, bakens of landmerken kregen illustere namen zoals: Lutjebroek aan de Vuurtoren, ’T Plaatje, Buuk van ’t Zand, Steert, ’t Broek aan de Pijp of de Toren aan Doofpot.

Foto: De vuurtoren van de Ven met seinpaal.