donderdag 30 januari 2014

Inschrijving geweigerd

Gerrit Bording, eigenaar van de RD13, probeerde op 20 maart 1942 zijn open roeiboot in te schrijven in het centrale register. Bording had echter geen IJsselmeervergunning en viste samen met een andere visser (van de RD22). Omdat hij geen vergunning voor IJsselmeervisserij kon overhandigen, kreeg hij geen bewijs van inschrijving. En dat was nog niet alles. In dikke hoofdletters werd te kennen gegeven dat hij niet gerechtigd was letterteken en nummer te voeren. Die moesten dus ook van het vaartuig worden verwijderd!

Het gehele formulier

Detail van het formulier

dinsdag 28 januari 2014

Van zeil naar motor

Gerrit Harder (geboren 1899) bezat een houten zeilbotter uit 1920. Met deze botter viste hij op het IJsselmeer met sleep- en staande netten.
22 januari 1946 werd de botter in Amsterdam ingeschreven. Op 10 augustus 1951 werd de inschrijving ingetrokken en opnieuw ingediend omdat de botter van een dieselmotor werd voorzien. Hiermee kon hij maximaal 5 zeemijlen halen! Uiteindelijk werd het schip op 16 mei 1967 definitief uitgeschreven omdat Gerrit de visserij had gestaakt. Hij had er dus meer dan 20 jaren mee gevist.

Het volledige formulier

Detail van het formulier

donderdag 23 januari 2014

Teniet gedaan

Gerhard Emmerik uit Amsterdam had op 1 september 1958 een stalen kotter uit 1947 gekocht van J. Govers. Deze kotter was een voormalig vissersvaartuig, maar werd door Govers al als pleziervaartuig gebruikt. Emmerik, die de kotter de naam ‘Energie’ gaf, was visser van 1 maart tot half november. De rest van het jaar was hij bosbouwer. Hij wilde met de ‘Energie’ gaan vissen in de Waddenzee met kuilwant of hoekwant. In november 1961 werd zijn aangifte echter teniet verklaard omdat het letterteken AM.. (voor Amsterdam) alleen door de Waterschout van Amsterdam kon worden vastgesteld.

dinsdag 21 januari 2014

Inschrijving van de AM 1

Klaas Jongert deed op 18 februari 1920 aangifte van zijn “half gedekte zeilboot” van slechts 7 m3 zodat deze in het register van Amsterdam opgenomen kon worden. Met zijn zeilboot viste hij op haring en ansjovis. Een handgeschreven aantekening op de aangifte laat zien dat het schip op 25 juni 1920 al weer was verkocht naar Hoorn. Je vraagt je af waarom. Beviel het niet? Was het te klein voor twee man? Schepen die op de Zuiderzee voeren, werden nogal eens verkocht. Voordat het schip namelijk de AM 1 werd, heette het de IJM 241. Dus binnen een jaar tenminste drie eigenaren!

De aangifte van de AM 1.

vrijdag 17 januari 2014

Inschrijving van de AM 92

De AM 92 heette voorheen de MK 100 (afkomstig uit Marken). Eigenaar Jan Alexander Ringeling deed op 2 januari 1919 aangifte van zijn schip in het register van Amsterdam. Het betrof een “half gedekt platbodem- of kielvaartuig”, met twee bemanningsleden en een bruto inhoud van 59m3. Volgens het formulier werd de “visscherij uitgeoefend in de Zuiderzee, met alle geoorloofde vistuigen op aal, bot, spiering garnalen enz.”.

Het aangifteformulier van de AM 92

woensdag 15 januari 2014

Oude doos

De komende tijd zullen wij u stukken laten zien uit deze oude doos. De doos maakt deel uit van het archief van de Zuiderzeesteunwet en geeft een mooi tijdsbeeld van de registratie van zuiderzeevissers en hun vaartuigen. In dat computer loze tijdperk werd alles met de hand bijgehouden. Af en toe zit er een getypt formulier of brief tussen, maar het meeste werd met de hand geschreven. Handen die geoefend waren in schoonschrijven. En werd er een fout gemaakt, dan was er geen tipp-ex of een delete-knop, maar gumde of streepte men het gewoon door. Niet zo mooi, maar wel zo effectief.

vrijdag 3 januari 2014

‘Coetsjoe’ voor het tanen der kuilen

Om de veertien dagen moesten de kuilen (=netten, red.) getaand worden. Tanen is het conserveren van visnetten, zeil of touw met cachou (of coetsjoe) om verrotting door schimmels en bacteriĆ«n tegen te gaan. Het tanen werd gedaan in een taanketel. De overgang van hennep naar katoen bracht problemen met zich mee. De schippers klaagden dat hun netten te snel verrotten. De taanbazen dachten aanvankelijk dat dit lag aan het oogsten van het katoen in een te nat jaargetijde, maar kregen uiteindelijk door dat de kuilen te lang in het kokende water werden gelegd en daardoor “gaar” werd gekookt. Nadien kookten ze de kuilen maar een kwartiertje en de problemen verdwenen als sneeuw voor de zon.

De botter Jaap ‘Butter’ zal twee getaande kuils aan boord brengen (opnamen van Henri Berssenbrugge, 1926)