De haringvangst behoorde tot één van de voornaamste pijlers van de Zuiderzeevisserij door Harderwijkers. Van der Aa schreef omstreeks 1844 in zijn Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden: "De scheepvaart, visscherij en bokkingrookerij zijn bronnen van bestaan voor vele ingezetenen, doch, in vergelijking van vroegere tijden, tegenwoordig zeer in verval, echter zijn de Harderwijker bokkings nog altijd het meest gezocht, terwijl zij voor de smakelijkste gehouden worden".
Het roken van de vis tot bokking gaf handen vol werk in de nevenbedrijven van de Zuiderzeevisserij. Vol trots wordt dit op deze foto getoond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten