De Hoornse vissers vormden slechts een klein deel van de totale vissersbevolking van de voormalige Zuiderzee. Zij woonden voornamelijk in het zogenaamde Havenkwartier: de Italiaanse Zeedijk, Achter op ’t Zand en in de aangrenzende stegen. Hoorn telde zo’n twintig visventers en er was voldoende afzet te vinden voor de gevangen vis.
In het begin van de twintigste eeuw trok een aantal vissers uit de omringende dorpen naar Hoorn toe. Dit werd veroorzaakt door de toenmalige schaalvergroting van de visserij: voor de grotere schepen, vooral de botters, waren de plaatselijke haventjes onbruikbaar geworden. Als eersten verhuisden Herke en Piet Schuffel en Piet Oensen uit Scharwoude. Daarna volgden Piet Homan en Dirk Eilander uit Wijdenes.
Hoorn had ruime havens, al ontstaan in eerdere eeuwen door de vele handelsactiviteiten van de Zuiderzeestad. De Buitenhaven met het Houten Hoofd (de houten steiger) en de Binnenhaven met de Veermanskade, bedienden elk hun eigen groep vissers. Het Houten Hoofd werd vooral gebruikt om uit te zeilen, de Veermanskade bood ruimte voor werkzaamheden aan de netten en dergelijke.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten