De netten vergden natuurlijk veel onderhoud. Zowel de zijdenetters als de staande-spieringnetters moesten hun beug (hoekwant) regelmatig drogen. Dat gebeurde op droogstijlen aan de wal. De Visserijvereniging zorgde ervoor dat de gemeente daar ijzeren palen met dwarslatten plaatste. Maar als het erg druk was werkte dat niet. Dan was er niet genoeg ruimte voor al die netten en droogden ze slecht omdat ze teveel over elkaar heen lagen. Sommige vissers gingen de netten dan in ’t land drogen. Ze legden hun netten bij boeren over palen met hekkedraad.
Visventers spoelen hun botvlechten schoon in de haven. Rechtsboven staat een vreemdsoortig bouwsel op de werf. Het is de doorgezaagde helft van een vlet die bij Elburg was aangespoeld. Daan Balk maakte er een pikhok van. In dit hok verwarmde men de pek waarmee de breeuwnaden bestreken werden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten