Tot het onderhoud en behoud van de netten behoorde in de eerste plaats het drogen en tanen. Aan de haven stonden de taanketels klaar zodat het hele proces binnen twee uur geklaard kon zijn en je de netten weer prachtig mooi opgerold terugkreeg. Elke eigenaar had zijn eigen merk dat zichtbaar was, soms ook een nummer of bepaalde knoop. Er gingen wel dertig netten in een ketel en het verhaal gaat dat een visserman zijn eigen net wel herkende ook zonder naar het merk te kijken.
Om te voorkomen dat de netten door elkaar raakten werd elk kuilnet bijeengehouden met een apart touw. Er moest voor worden gezorgd dat de netten de bodem niet raakten want dan zouden ze vastbakken en verbranden. Het tanen gebeurde om de twee weken. Bij de overgang van hennep naar katoen moesten de taanbazen er aan wennen dat het katoen zowat gaar gekookt werd in de ketels en dat het tanen verkort moest worden. Een kwartiertje was voldoende!
Op de foto zien we Jaap ‘Butter’’ die twee getaande kuilnetten vervoert, 1926.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten