De Lemster haven week af van andere havens aan de voormalige Zuiderzee vanwege het intensieve vracht- en beurtvaartverkeer. De ene keer lag de haven vol met beurtvaartschepen, de andere keer voerden vissersschepen de boventoon. Als aanhoudende harde wind uit het zuidwesten de binnenvaart belette om uit te varen, lag het bij de sluis van Lemmer vol met wachtende schippers. “Lagen ze soms tot aan ’t Tjeukemeer toe, een paar honderd soms!“
Er was een relatief grote haven van drie tot vierhonderd meter lang. Maar als het haring- of ansjovistijd was, dan was de haven veel te kort. Dan werd de haring met behulp van een vlet uit de schepen gehaald en was het helemaal een drukte van belang, “dan lagen de visserlui daar ook allemaal in de rondte.”
Bovendien kwamen ook vissers van elders lossen in de haven van Lemmer, bijvoorbeeld Kuindersen en Vollenhovers. “Waren [die] aan het haringslepen en konden die mensen [uit Lemmer] als ze overdag aan de netten lagen, niet eens ’s avonds in d’r eigen haven komen.”
Op de foto: De haven van Lemmer in de jaren dertig van de twintigste eeuw.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten