donderdag 6 juni 2013

Het grote belang van (spoor)verbindingen

Harderwijk fungeerde als grensplaats tussen de oost- en de zuidwal van de Zuiderzee. De visserij van de oostwal was over het algemeen wat kleinschaliger. Dit had te maken met de ondiepte van het kustwater en de havens, waardoor slechts vaartuigen van geringe diepgang en omvang te gebruiken waren. Echt hinder ondervonden de Zuiderzeeplaatsen aan de oostwal hiervan in het laatste stuk van de negentiende eeuw met de schaalvergroting van het visserijbedrijf. Naast de slechte havenfaciliteiten waren er ook beperkingen in de afzet, onder meer veroorzaakt door een dunbevolkt achterland. Met name Elburg en Vollenhove raakten in een zeker isolement door de slechte verbindingen. Harderwijk verkeerde in een uitzonderingspositie, omdat de visserij en nevenbedrijven konden profiteren van de in 1863 aangelegde spoorverbinding Utrecht-Zwolle.


Op de foto: In 1908 ging Harderwijk vanuit zee gezien bijna geheel schuil achter storm ontstane ijsduinen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten